Interview met een icoon van de Ulvenhoutse Driebanden Kampioenschappen.
Ik heb ook dit jaar weer verslag mogen doen van het wel en wee van de Ulvenhoutse Driebanden Kampioenschappen en heb vele wedstrijden op de voet gevolgd. Er was één man die qua prestatie en leeftijd mijn speciale belangstelling opwekte: Bert Frijters. Na gesprekken met hem en dan niet alleen over biljarten, bleek zijn enthousiasme voor sport in bredere zin. Ik belde hem voor de afspraak om hem te interviewen. ”Woensdagmiddag kan ik niet. Dan wordt ‘Dwars door Vlaanderen’ gereden. En die mag ik niet missen”. Dat bedoel ik dus…!
En iedereen kent hem, met sigaar. Toen ik afgelopen vrijdag hem voor de tweede keer bezocht, om het concept van de tekst te bespreken, vroeg ik aan een Ulvenhouter: “Hoe kom ik het snelst naar de Anneville-laan?”, was de wedervraag: “Waar moet je zijn?”. “Aan het eind net voor het viaduct”. “Bij Bert Frijters dus”.
In Ulvenhout, waar nu het Italiaanse restaurant ‘Intermezzo’ is gevestigd, stond vroeger de bakkerij van de familie Frijters. Het gezin bestond uit vader, moeder, twee zonen en drie dochters, waarvan Bert de oudste was. Bij Bert thuis hangt het diploma van zijn vader, Johannes F. Frijters, aan de wand, waarop vermeld staat dat hij in Amsterdam geslaagd is voor het vak van ‘IJsbereider’. Bert vertelt, dat hij ijsbestellingen moest wegbrengen en heel hard moest fietsen om te voorkomen dat het ijs zou smelten.
In de vijftiger jaren van de vorige eeuw voetbalde Bert bij UVV’40 als aanvoerder in het eerste elftal (geheel links op de foto). De competities van de Brabantse Bond. Met veel plezier vertelt hij, hoe dat destijds ging. “Het voetbalveld lag bij het Markdal, een hobbelig stukje grasland. Als het gras gemaaid moest worden gingen we met zo’n vijftien man, ieder met een gazonmaaiertje, aan de slag. Een touw aan de voorkant om te trekken en een ander die duwde. Nu, achteraf, is dat lachen. Toen was dat heel gewoon. Dat deed je voor je clubje. Er was ook geen kleedlokaal met warme douches, ha, ha, omkleden en wassen na de wedstrijd gebeurde in het zaaltje achter bij Café van Riel aan de Dorpstraat, waar nu het Japanse Sushi-restaurant is. Op het podium, achter het gordijn stonden een aantal waskommen en daar moesten we het mee doen”.
De huur van het veld koste vijf-en-twintig gulden per jaar. Tijdens het traditionele Nieuwjaarsbezoek van de voorzitter, de secretaris en de penningmeester aan de Pastorie kregen ze van mijnheer pastoor na een kopje koffie en een borreltje, de vijf-en-twintig gulden voor de huur. “Want van de contributie konden we dat geld niet bij elkaar krijgen. Die was tien cent per week en voor een gezin met bijvoorbeeld vier voetballers was soms die veertig cent zelfs teveel. Dan moet de penningmeester maar een volgende keer terugkomen”.
In die tijd hadden zij uitwedstrijden, op de fiets onder anderen naar Molenschot en Ulicoten. “Vooral een fietstocht naar Ulicoten vergeet ik nooit meer. Ik kreeg een lekke band en moest achterop bij één van mijn maten. Een eind verder op, net buiten Chaam, was de weg opgebroken, los zand. En daar kon ik natuurlijk niet achterop blijven. Ik moest afstappen, mijn maten gingen verder en ik moest verder lopen de laatste kilometers. Ik kreeg nog wel van hen te horen, dat ik op tijd op het veld moest zijn. Dat waren nog eens tijden!”. Gevoetbald werd er op alles wat geen zondagse schoen was. Het meest in trek waren legerkistjes-met-ijzer-beslagen. “Ik weet nog dat enkele spelers in Rijen, met zijn leerlooierijen, echte voetbalschoenen lieten maken. Die werden gelijk opgesteld in het eerste, niet omdat ze beter waren, maar omdat ze echte voetbalschoenen hadden..!”
In dat Café van Riel stond een biljart en na de wedstrijd werd er een balletje gestoten. “Toen besloten we al, dat als we zouden stoppen met voetballen, dat we dan zouden gaan biljarten. En zo is het gekomen”. Dat stoppen kwam bij Bert toch nog onverwachts. Vanwege knieblessures ging het niet meer.
Na zijn eindexamen in1952 bij het OLV (Onze Lieve Vrouwe Lyceum) in Breda ging Bert naar de Tilburgse Leergangen om de opleiding voor Leraar Lichamelijke Opvoeding te volgen. Daarvoor moest hij naar Den Bosch.
De Leergangen maakten daar gebruik van de faciliteiten van Stadion De Vliert. Met zijn diploma op zak werkte hij op verschillende scholen om uiteindelijk in 1960 bij de Middelbare Land- en Tuinbouwschool in Breda terecht te komen, waar hij in 1991 op zeven-en-vijftig jarige leeftijd zijn arbeidzame carrière beëindigde en in de Vut ging.
In 1985 had Frits Denee samen met onder anderen Marja Rompa de Ulvenhoutse Driebanden Kampioenschappen opgericht (Frits is de vader van Marco, die dit jaar in de D-klasse meespeelde). En het was Marja, die Bert benaderde en hem voor de Commissie vroeg. Hij werd al direct tot voorzitter gebombardeerd, maar was net als de andere Commissieleden een manusje-van-alles. “Ik deed van alles. Verslagen schrijven, wat na mij Tilo Machielse deed, en nu gedaan wordt door jou. Marja helpen bij het roosteren. Dat moest allemaal handmatig, want een computer hadden we toen nog niet. Op vellen papier zo groot als een tafelblad werden de roosters ingevuld. Net als nu moest je er rekening mee houden, dat Jan niet op zondagen kon en Piet niet op dinsdag en woensdag beschikbaar was. Het toernooi begon altijd in de eerste week van het jaar en dus moeten we al in herfst daarvoor beginnen met de voorbereidingen. Intussen zat ik ook in het bestuur van de voetbal, waar ik ook de wedstrijdverslagen schreef”.
Het eerste jubileum, het tienjarige, werd in 1995 gevierd. In ‘Flamingo Bar’, (waar vorig jaar het jubileum van de vijf-en-dertigste editie plaatsvond) met als speciale gast Raymond Ceulemans, toen op de absolute top van zijn carrière. “We hadden de deelnemers aan het toernooi om suggesties gevraagd voor het jubileum. Daar kwam niet meer uit, dan ‘feesten, feesten, feesten’. Een enkeling schreef: ‘ja’, en verder niets. Dat was lachen. Ik heb toen contact met Ceulemans opgenomen. Die was bereid om voor duizend gulden te komen. Hij speelde toen een fantastische partij door na het inzetten van de turbo drie-en-dertig caramboles in vijf beurten te scoren. Zoiets vergeet je niet gauw.”
Bert heeft twaalf jaar in de Commissie gezeten. Maar biljarten doet hij nog steeds met volle overgave. Daarvan kunnen de deelnemers van het onlangs afgelopen toernooi van de Ulvenhoutse Kampioenschappen over meepraten: na twintig jaar opnieuw een kampioenschap in Ulvenhout en wel in A-klasse.
Als ik over de vader schrijf, mag ik de zoon ook niet vergeten. Hans (nu 55) heeft inmiddels ook een naam als biljarter opgebouwd. Bert vertelt, dat hij met Hans, toen een jaar of achttien, op een terrasje in Meerseldreef genoot van een drankje en ontdekte dat er een biljart stond. “Zullen we een partijtje spelen, Hans. Tien caramboles? Wij naar binnen en ik won met tien tegen één. Dat is dan je laatste keer, pa, zei Hans. Er stond een biljart te koop en dat hebben we hierboven neergezet. Hans trainde daar dagelijks. En als hij op zijn werk was, speelde ik daar op mijn eentje. Totdat hij ontdekte, dat ik daarboven sigaren rookte. Toen heeft hij de deur op slot gedaan. De lucht van die sigarenrook vond hij verschrikkelijk. En nu is het zo, dat in ons clubje in ‘Flamingo Bar’ hij drie-en-dertig caramboles moet maken tegen ik twee-en-twintig”.
Ook Hans werd dit jaar Ulvenhoutse Kampioen, in de Hoofdklasse.
Bert is nu vier-en-tachtig en met Gerrit Hop, die één jaar ouder is, behorend tot de oudste deelnemers van het toernooi. En gezien hun frisse uitstraling zullen we nog jaren plezier hebben van hun deelname.
A.Kiet